Elke dag werken boeren om voedsel voor ons te produceren. Ze telen groente en fruit en houden vee voor hun vlees en melk, zodat wij daarvan kunnen eten. Maar onze boeren voeden meer dan alleen Nederlandse monden. Veel van de oogst wordt geëxporteerd naar het buitenland. In 2021 is voor maar liefst 75,7 miljard euro aan Nederlandse landbouwgoederen geëxporteerd.
De meeste landbouw is tegenwoordig gericht op zo veel mogelijk produceren. Daardoor is het zo intensief dat het onze natuur beschadigt en bijdraagt aan klimaatverandering. De Nederlandse landbouw is verantwoordelijk voor 45 procent van de landelijke stikstofuitstoot. Dat is meer dan welke andere bedrijfstak ook. Ook is het met 14 procent verantwoordelijk voor een flink percentage van onze totale uitstoot van het broeikasgas CO2. De manier waarop we nu ons eten produceren, moet daarom snel veranderen.
Vooral de landbouw waarbij we dierlijke producten maken – zoals vlees, melk en kaas – is schadelijk voor ons milieu. De dieren stoten veel broeikasgassen uit. En ze produceren zoveel mest dat hun mest de bodem en ons water vervuilt. Maar ook de teelt van groente, fruit, bloemen en planten leidt tot vervuiling wanneer de kwekers veel chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken. Daarnaast is het voor boeren lastig om hun bedrijf draaiende te houden en toekomstbestendig te maken. In 2019 oordeelde de Raad van State ook nog eens dat de bestaande maatregelen tegen stikstofuitstoot en schade aan de natuur niet voldoen aan de Europese natuurwetgeving.
Het wordt steeds duidelijker dat we niet kunnen doorgaan met de intensieve vorm van landbouw die we nu hebben. We moeten weg van het idee van ‘zoveel mogelijk eten maken’. Waar we naartoe moeten is: ‘eten maken met aandacht voor dier, boer, natuur en milieu’.